Willem Adriaan werd in dit jaar geboren als kleinzoon van prins Maurits. Als graaf van Nassau-Odijk bekend als eerste vrijheer van Zeist en bouwer van het slot.
Willem Adriaan kocht de ambachtsheerlijkheid Zeist en het vervallen middeleeuwse kasteel voor 5.000,00 gulden (ruim € 2.200,00) van de Staten van Utrecht en werd daarom Heer van Zeist. Hij startte met de bouw van een lusthof met medewerking van de architecten Jacob Roman, Leidse stadsarchitect, later stadhouderlijk architect en Daniël Marot, een Franse hugenoot met internationale faam.
Slot Zeist is door Roman ontworpen in het Hollands Classicisme. Deze stijl is ontleend aan de 16e eeuwse villa’s in de Veneto van de Italiaanse architect Andrea Palladio. De zijvleugels en de tuinen van het slot zijn het eerst aangelegd, rond een hoofdas die nog steeds de plattegrond van Zeist bepaalt.
De tuin, als een in de natuur geconstrueerde voortzetting van de architectuur, als metafoor van de plaats van de mens (de stichter) op aarde, is aangelegd in geometrische figuren met verfijnde broderies en beelden. De beeldengroep aan de slotgracht, voorstellende Europa en Afrika en gemaakt door de Antwerpse beeldhouwer Albertus Xaverij, herinnert aan die filosofie.
Deze beeldengroep had een pendant voorstellende Azië en Amerika. De beelden van deze vier werelddelen waren een verwijzing naar de status van Willem Adriaan: zijn paleis als het centrum van de wereld. De oorspronkelijke tuin en het slot (ex- en interieur) vormden dus een eenheid, hierdoor staan ze vaak op diverse gravures afgebeeld.
Vele interieurdecoraties verwijzen naar de status van de stichter, uitgebeeld in allegorieën of mythologische thema’s.
Om deze thema’s herkenbaar weer te geven maakten de kunstenaars gebruik van modellen-boeken. Voor Het Slot Zeist was dat Iconologia een boek van de Italiaan Cesare Ripa.
De bouw van het slot is voltooid.
Willem Adriaan overleed op 21 september. Op 26 september werd de bouwer van het slot bijgezet in het familiegraf in de kerk van Ouderkerk.
Zijn zoon Lodewijk Adriaan graaf van Nassau, heer van Odijk, Blikkenburg en Kortgene, was de erfgenaam van het slot. Op 4 maart overleed Lodewijk Adriaan en vond zijn rustplaats in de Oude Kerk aan de Dorpsstraat in Zeist. Zijn grafplaats is daar nog steeds te zien. Na het overlijden van Lodewijk Adriaan ging het Slot over op zijn zoon Willem Adriaan II, graaf van Nassau, vrijheer van Zeist en Driebergen, vrijheer van Bergen. Schuldenlasten dwongen hem het slot in 1743 af te stoten.
Op 29 augustus werd het slot gekocht door de Amsterdamse ijzerhandelaar Cornelis Schellinger en zijn vrouw Sofia Centen ten behoeve van de Evangelische Broedergemeente of Hernhutters. Hij betaalde hiervoor 157.000,00 gulden. Schellinger werd zo vrijheer van Zeist en Driebergen en bezitter van een echt slot, de droom van elke patriciër.
Schellinger kwam met graaf von Zinzendorf, stichter van de Broedergemeente, financieel overeen dat deze laatste de beschikking kreeg over een vleugel van het slot en de weilanden ervoor; daarop zouden later de huizen van de Broedergemeente worden gebouwd.
Rechts van de oprijlaan werd plaats ingeruimd voor de ongetrouwde zusters en weduwen (het Zusterhuis en het Weduwenhuis), aan de andere kant voor de ongetrouwde broeders (het Broederhuis). Later werden deze respectievelijk het Zuster- en Broederplein genoemd.
Omdat de broeders en zusters in hun eigen onderhoud moesten voorzien richtten ze verschillende bedrijven op zoals een bakkerij, een knopenfabriek, een zilversmederij en een blikslagerij. Hun producten werden in het Broederhuis verkocht. In feite bestond hiermee in Zeist het eerste warenhuis van Nederland.
Slot Zeist en de heerlijkheid Zeist werd op 1 april verkocht in naam aan Maria Agnes, dochter van graaf von Zinzendorf en grafin E.D. von Zinzendorf. De overdracht vond pas in 1768 plaats. De nieuwe vrouwe van Zeist woonde nooit in Zeist. Zij trouwde met Moritz Wilhelm, Graaf von und zu Dohna. Cornelis Schellinger bleef wel vrijheer, maar alleen van Driebergen. Tot zijn dood in 1778 woonde Schellinger in het mooiste huis aan het Broederplein.
Na het overlijden van Maria Agnes werd het slot verkocht aan een ander lid van de Broedergemeente, Johannes Renatus van Laer; hij bleef echter op het Zusterplein wonen en verhuurde het slot. Na zijn dood erfde zijn vrouw het slot in vruchtgebruik en gebruikte het als een opslagplaats.
Na de dood van de vrouw van Van Laer werd het slot door Johannes van Laer jr. verkocht aan mr. Coenraad Willem Wijborgh, die het direct doorverkocht aan de Evangelisch Lutherse gemeente in Berbice in Brits Guyana.
Van 1818 tot 1830 werd het slot regelmatig verhuurd
In dit jaar werd Slot Zeist gekocht door Jonkheer Jan Elias Huydecoper van Maarsseveen. Jonkheer Huydecoper was lid van de Provinciale Staten van Noord-Holland, lid van de gemeenteraad van Amsterdam en commissaris van de Nederlandse Bank. Hij restaureerde het slot in de Empirestijl, een keizerlijke stijl uit de tijd van Lodewijk Napoleon, en bracht op de plaatsen van de grisailles in de Willemszaal bijbelse afbeeldingen van Cornelis Kruseman aan.
De tuin van Marot werd veranderd in een tuin in Engelse landschapsstijl, ontworpen door de beroemde tuinarchitect Jan Zocher jr., ontwerper van o.a. het Vondelpark. In Slot Zeist is nog de originele aquarel van dit ontwerp te bezichtigen. Maar wie de kaarten bekijkt ziet, dat het ontwerp wel gedeeltelijk, maar niet helemaal is uitgevoerd: met name de gracht rond het voorplein heeft zijn oude hoekige vorm behouden en is nooit vergraven tot het bochtige ontwerp, dat Zocher voor ogen stond. Ook staan er op de kaart nog een paar rechte lanen, die Zocher niet had getekend, en die niet passen in een Engelse tuin en dus nog stammen van de oude aanleg.
De nazaten van Huydecoper verkochten het slot aan mevrouw Henriëtte Maria Jacoba Labouchere-Voombergh die gehuwd was met Charles Bernhard Labouchere. Zij liet de plafondschildering in de Willemszaal verwijderen. Zij woonde in het slot tot aan haar dood op 1 februari 1908.
Slot Zeist wordt eigendom van René Labouchere en van zijn zuster Agnes Henriëtte Labouchere, die getrouwd was met Jonkheer Leendert Marinus Schuurbeque Boeye. Deze laatsten bewoonden een gedeelte van het hoofdgebouw en de linkervleugel.
N.V.Bouw- en Exploitatiemaatschappij Heemstede in Utrecht kocht het slot voor afbraak. Zes weken na deze aankoop werd het slot gekocht door de gemeente Zeist voor 130.000 gulden, aanvankelijk uitsluitend voor culturele doeleinden. Vanaf dat moment is de gemeente Zeist eigenaar van het slot.
Het Slot was een onderkomen voor diverse commissies en gemeentelijke bureaus.
Gutsche, Major der Deutschen Wehrmacht, vorderde het slot, de Ortskommandantur werd er gevestigd.
Door onachtzaamheid van Duitse militairen werd het Slot in de nacht van 8 op 9 februari door brand geteisterd, de linkervleugel brandde praktisch geheel af.
Na de bevrijding diende het Slot als gevangenis voor politieke gevangenen, een functie die het zelfs onder Willem Adriaan niet heeft gehad. Deze mocht als Heer van Zeist rechtspraak doen, hij kon zelfs de doodstraf uitspreken.
Later betrok het Entertainment Committee voor de Canadese troepen en de Intendance voor Overzeese Gebieden het gebouw.
In het park werd, in het kader van een project voor werkelozen, een openlucht theater aangelegd met zitplaatsen voor 1000 personen.
Het slot werd ingericht voor de opvang van slachtoffers van de Zeeuwse watersnoodramp.
Op 7 januari werd het startsein gegeven voor de omvangrijke restauratie onder leiding van baron van Asbeck, waarbij de inrichting en decoratie uitgevoerd is door Jan Ruys. Beiden hadden veel samengewerkt bij de restauratie van kastelen en koninklijke huizen.
Voor deze omvangrijke restauratie werden kosten nog moeite gespaard. Zo werd de wandbespanning in de blauwe zaal opnieuw geproduceerd op een zeventiende-eeuws weefgetouw van voor deze uitzonderlijke afmeting. Op basis van de originele ontwerpen heeft men met groot vakmanschap het slot zoveel mogelijk in haar originele staat willen terugbrengen maar tegelijkertijd heeft men de noodzakelijke veranderingen aangebracht om aan de technische eisen (van die tijd) te voldoen.
Ir.J.B. Baron van Asbeck begon met de restauratie.
De restauratie van de zijvleugels werd voltooid. Op 8 oktober van dat jaar verrichtte Z.K.H. Prins Claus de heropening.
In de loop der tijden hebben de verschillende eigenaren Slot Zeist aangepast naar eigen behoeften. In de jaren zestig is het Slot ingrijpend gerestaureerd onder leiding van Baron van Asbeck, de inrichting en decoratie werd uitgevoerd door Jan Ruys. Beiden hadden veel samengewerkt bij de restauratie van kastelen en koninklijke huizen.
Bij de restauratie van de jaren zestig richtte baron Van Asbeck zich op het ongedaan maken van die aanpassingen om de oorspronkelijke aanleg van het Slot te herstellen. Tegelijkertijd bracht hij nieuwe aanpassingen aan die nodig waren om de gewenste functies onder te brengen.
Eind 2005 heeft men besloten om Slot Zeist opnieuw aan te passen aan de huidige eisen op gebied van veiligheid en techniek. Uiteraard moest de structuur en het aanzien van het slot bij de renovatie gerespecteerd worden.
Begin januari 2006 is de renovatie begonnen die 1 jaar geduurd heeft. Een groot deel van de renovatie betrof het onzichtbaar aanbrengen van installaties en vervangingen van aanwezige onderdelen. De zichtbare resultaten zijn de historische kleurstellingen van de wandschilderingen, het binnenschilderwerk en werkzaamheden aan het antieke meubilair.
Slot Zeist is na deze renovatie geheel opgefrist en ingesteld op de moderne inzichten op het gebied van veiligheid en aangepast aan het hedendaagse gebruik.
“De groote Galdery of de Orangerie van Slot Zeijst” zo werd de rechtervleugel van Slot Zeist omschreven door graveur Daniël Stoopendaal in 1702. Na die tijd is deze ruimte enkele eeuwen gebruikt als kerkzaal, koetshuis, gymzaal, muziekschool en vele andere functies. De Orangerie is uiteindelijk verworden tot een hokkerig geheel. De ‘Slot Zeist sfeer’ was hier verdwenen.
In 2019 heeft Ruud-Jan Kokke in opdracht van Gemeente Zeist een ontwerp gemaakt om de rechtervleugel van het Slot weer ‘Slotwaardig’ te maken, inclusief een permanente tentoonstelling over de historie van Zeist. In 2020 is er verbouwd, waarbij tussenmuren zijn weggebroken en de grote oorspronkelijke ruimte is hersteld tot hoofdentree van de culturele vleugel en toegang tot de stijlvolle horecagelegenheid. Tegelijkertijd is het trappenhuis verruimd en verbindt een nieuwe brede trap de Orangerie met een prachtige gewelvenzaal: de Marotzaal.
De verbouwing is geïnspireerd op de oorspronkelijke Orangerie uit 1682. Ontworpen door Ruud-Jan Kokke in samenwerking met EN-atelier. Deze zijvleugel ademt nu weer de grandeur van het Slot.
In de Orangerie staan prachtige antieke meubels en accessoires: kleine tafeltjes met rijk gedecoreerde gietijzeren poten, een lief kinder-tuinbankje gevonden in België, net als de lange tafel afkomstig uit een oude kas. De antieke bar lijkt zo uit de Slottuin te komen, maar is een gevelstuk van een eeuwenoud Amsterdams grachtenpand. Er zijn monumentale bloemschalen op consoles, natuurlijk mét oranje boompjes. De kroon wordt gespannen door de antieke houten kroonluchter centraal in de Orangerie. Deze vindt zijn oorsprong in Zuid Frankrijk en sluit daarmee prachtig aan op de oorspronkelijke Franse tuinen van het Slot met zijn vele oranje boompjes langs de paden en lanen, ontworpen door Jacob Roman. Deze boompjes werden in de winter samen met het tuinmeubilair opgeslagen in de Orangerie van Slot Zeist. In het hekwerk rondom de verhogingen komt de ‘krul’ terug die kenmerkend is voor het Slot. Deze krullen zijn afgeleid van de krullen in het hekwerk buiten bij de entree van het Slotplein.
Daniël Stoopendaal was graveur. Graveurs waren samen met de portretschilders de fotografen van hun tijd. Hij legde rond 1700 het Slot en de tuinen vast op kleine kopergravures, die afgedrukt en vervolgens ingekleurd werden. De gravures zijn voor deze gelegenheid in hoge resolutie gefotografeerd en uitvergroot op de wanden aangebracht. Links: “De generale Tuin van de Trappen te sien” en rechts: “Generaal gesigt van ’t Huijs Tuinen en plantagien van Zeijst”.
De liftkoker is omkleed met een afbeelding van het wandtapijt dat in de Spiegelzaal van het Slot hangt. Het tafereel is een bekend verhaal uit de Griekse mythologie over Apollo en Daphne. In dit verhaal is de god Apollo verliefd op de nimf Daphne. Zij wil niets van hem weten en vlucht. Als ze bijna wordt ingehaald bidt ze tot haar vader, de riviergod Peneus, om hulp. Om haar te helpen verandert hij zijn dochter in een laurierboom. Sindsdien draagt Apollo een krans van laurierbladeren op zijn hoofd (Daphne is het Griekse woord voor laurier).